Thema 4 Ordening & Evolutie
In het vorige Thema hebben we geleerd dat genotypische eigenschappen worden doorgegeven van ouders op kind. Door geslachtelijke voortplanting komen genenparen van beide ouders samen in een bevruchte eicel waardoor een nieuwe combinatie van DNA ontstaat.
Daarnaast hebben we gezien dat bij het kopiëren van het DNA "fouten" kunnen optreden. Dit noemen we een mutatie. Hierdoor veranderd de structuur van het DNA en dus ook het uiteindelijke eiwit waar het DNA voor codeert.
In dit thema gaan we kijken hoe deze mutaties ervoor kunnen zorgen dat een soort steeds verder uit elkaar groeit tot het moment dat er nieuwe soorten ontstaan. Daarnaast gaan we zien dat deze veranderingen ervoor kunnen zorgen dat soorten zich over generaties heen aan gaan passen aan de omgeving.
Daarnaast hebben we gezien dat bij het kopiëren van het DNA "fouten" kunnen optreden. Dit noemen we een mutatie. Hierdoor veranderd de structuur van het DNA en dus ook het uiteindelijke eiwit waar het DNA voor codeert.
In dit thema gaan we kijken hoe deze mutaties ervoor kunnen zorgen dat een soort steeds verder uit elkaar groeit tot het moment dat er nieuwe soorten ontstaan. Daarnaast gaan we zien dat deze veranderingen ervoor kunnen zorgen dat soorten zich over generaties heen aan gaan passen aan de omgeving.